Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Voorzeker zal God den kop Zijner vijanden [52]verslaan, den [53]harigen schedel desgenen, die in zijn [54]schulden wandelt. 52. Of, doorwonden, doorsteken. 53. Of, den haartop. Hebr. schedel des haars, dat is, die er zo trots, wild en schrikkelijk als een rover of straatschender uitziet. Verg. Job 5:5. 54. Dat is, die zo onbekommerd en onbeschroomd in zijn boevenstukken immer en steeds voortgaat, en alzo de schuld zijner zonden ophoopt.